De unit was kort voor het vooral in november 2020 buiten vóór een huisartsenpraktijk geplaatst om daar coronapatiënten geïsoleerd te kunnen behandelen en om coronatesten af te nemen. De verdachten kwamen kort na middernacht bij de testlocatie aan en staken daar enkele Cobra’s af. Ze legden dit zware vuurwerk onder meer onder de rolluiken van de ramen van de testunit. Hierdoor werden onder meer deze rolluiken en de ramen verwoest en raakte het interieur zwaar beschadigd.
Bij het bepalen van de straffen houdt de rechtbank er rekening mee dat het voorval gebeurde op het moment dat de samenleving in volle omvang werd geconfronteerd met de coronapandemie. De aanslag kwam landelijk in het nieuws en bracht alom geschokte reacties teweeg. De rechtbank begrijpt dat de coronamaatregelen van de regering zeer ingrijpend zijn en bij diverse groepen in de samenleving boosheid en frustratie oproepen. Maar dit wil niet zeggen dat deze gevoelens mogen leiden tot vernieling. Daarbij komt dat de verdachten ervoor kozen een testunit, van belang voor de bestrijding en beheersing van de pandemie, te vernielen. Dit acht de rechtbank zeer kwalijk. Voor de medisch hulpverleners voelde het voorval als een dolksteek in de rug. Zij werden op dat moment al lange tijd zwaar belast en werden voortdurend geconfronteerd met de heftige gevolgen van corona, waaronder veel sterfgevallen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat gelet op de ernst van het door de verdachten gepleegde feit in principe een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Gelet op de bijzondere persoonlijke omstandigheden hoeven beide verdachten niet meer terug naar de gevangenis.
In het voordeel van de verdachten weegt mee dat zij een mediationtraject hebben gevolgd met de huisarts en persoonlijk aan hem spijt hebben betuigd. Dit is door de huisarts als oprecht gemeend ervaren en ook door hem aanvaard.
Daarnaast is bij de 22-jarige man volgens een psychiater sprake van zwakbegaafdheid en een stoornis in het autismespectrum. Gelet hierop pas de rechtbank bij hem het jeugdstrafrecht toe.
Volgens een psycholoog is bij de andere verdachte sprake van een licht verstandelijke beperking en is ook hij daardoor verminderd toerekeningsvatbaar. De reclassering spreekt bij hem over een verstandelijk beperkte man met minimale copingvaardigheden, die naar verwachting zijn gehele leven een vorm van begeleiding nodig zal hebben om te kunnen functioneren. De rechtbank wil ook deze verdachte geen langere celstraf opleggen dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht (11 dagen), omdat dit zijn inmiddels ingezette hulpverleningstraject zou doorkruisen. Hij zette daarin positieve stappen (begeleid wonen, gestopt met gebruik van harddrugs en betaald werk).
De rechtbank heeft daarbij ook meegewogen dat de huisarts heeft aangegeven dat hij voor alles wil dat het goed gaat met deze jongens. En dat hij geen meerwaarde ziet in een celstraf, maar dat volgens hem de nadruk zou moeten liggen op hulpverlening. De rechtbank koppelt in het geval van de 26-jarige verdachte dan ook een aantal bijzondere voorwaarden aan zijn voorwaardelijk strafdeel. Zo moet hij zich verder laten behandelen door een forensische zorginstelling en moet hij onder meer blijven meewerken aan beschermd wonen.
Tot slot moeten de verdachten schadevergoedingen betalen van in totaal ruim 5.500 euro.